„dikwijls typhus abdominalis waar. Meestal kwamen in „April of Mei 10 a 12 gevallen bij wijze van een groep „voor en dan niet meer".

Ook in de volgende jaren worden steeds mededeelingen gedaan, die op het voorkomen van typhus wijzen. Wefers Bettink schrijft in 1864, ') dat aan boord van Zr. Ms. Zoutman op Onrust in dat jaar 8 maal typhus abdominalis voorkwam. „In de beide doodelijk afgeloopen gevallen „werden bij de sectie de eigenaardige veranderingen van „onderbuikstyphus waargenomen". In datzelfde jaar werden in Palimanang 13 gevallen behandeld 2), waarvan er zes doodelijk verliepen. „In de doodelijk eindigende „gevallen werd door de karakteristieke resultaten der „lijkopening de diagnosis buiten twijfel gesteld".

Ook te Bencajang 3) werd in dat jaar een typhuslijder geseceerd, met „typheuse ontaarding van de mucosa in„testinorum, der glandulae solitariae en der Peyersche „groepen in verschillende stadia van injectie tot uitstorting „en afstooting van exsudaat".

Daarop volgde weer een tijd van stilzwijgen, zoodat de eerstvolgende mededeeling van typische typhussecties dateert van 1871. Een der auteurs schreef toen: „Het bestaan van

„typhus abdominalis wordt nog door veel schrijvers —

ontkend". De oude meening bestond dus nog altijd.

Dan komt er weer een periode van rust tot 1885, toen Haga 4) weer eens de aandacht op het voorkomen van typhus vestigde. In het volgende jaar beschreef Fiebig 5) een aantal gevallen en kwam daarbij tot de conclusie, dat „ileotyphus behalve op andere plaatsen in N. I. ook te „Willem I endemisch is".

!) Gen. Tijdschr. v. N. I. Dl. 12 blz. 466,

3) ibid. Dl. 12 blz. 474.

3) ibid. Dl. 12 blz. 354.

4) ibid. Dl. 24 blz. 193.

&) ibid. Dl. 25 blz. 316.