„Pendant longtemps on a nié Texistence de la fièvre typhoïde dans „les pays chauds. Toute fièvre continue était rattachée au paludisme. „Cette idéé était tellement ancrée dans I'S esprits qu on niait même „Ia fièvre typhoïde lorsqu'il y avait des ulcérations des plaques de „Peyer et on cataloguait ces cas sous la rubrique de „fièvre palustre „continue avec ulcérations intestinales'. Les médecins militaires „eux-mêmes, habitués a soigner la fièvre typhoïde en France, la „baptisaient fièvre paludéenne en Algérie. Aussi arriva-t-on peu a „peu, par les exagérations successives de plusieurs générations de „médecins, a créer un véritable antagonisme entre la fièvre paludéenne et la fièvre typhoïde '.
Wanneer wij iets uitvoeriger willen ingaan op de geschiedenis van den typhus abdotninalis in NederlandschOost-Indie, dan moet ik beginnen met de mededeeling, dat de oudste publicatie, die ik uit deze gewesten over typhus heb kunnen vinden, dateert van het jaar 1844. Men vindt nl. in dl. I van het Natuur- en Geneeskundig Archief voor N. 1. (1844) p. 159 een kort bericht over een typhusepidemie in de Padangsche bovenlanden, die „in het jaar „1843 onder de Inlandsche bevolking gewoed heeft en reeds „kort na derzelver aanvang, volgens de berigten, meer dan „15000 inboorlingen ten grave gesleept" . . . „Door een „gepaste geneeswijze en doeltreffende maatregelen werd deze „Epidemie spoedig in haar magt beperkt en vele menschen „levens behouden."
Nadere bijzonderheden over den aard en het verloop der ziekte ontbreken, zoodat wij aan deze opgave niet veel hebben.
In 1846 schreef Heymann '). dat typhus hier veelvuldig wordt aangetroffen. Daar in zijn publicatie echter pathologisch-anatomische gegevens geheel ontbreken, terwijl de klinische beschrijving, gebaseerd op de theorieën van Schönlein, voor een lezer uit den tegenwoordigen tijd zeer onduidelijk is, ja sommige daarin voorkomende gegevens
*) Dr. S. L. Heymann, Ueber den Typhus in Ost-Indien. Schmidt's
Jahrb., Bd 52, 1846. (Orig.).