Van een vermindering der virulentie kon hier nog geen spraak zijn. Niet waar?
En Dr. Al. Fischer schreef reeds in 't Hamburger Fremdenblatt van 9 September 1892:
„Der Creolinbehandlung (aber nach meiner Methode richtig angewandt, damit es nicht Erbrechen erregt) habe ich es zu danken, dass ich, seitdem ich diese Therapie eingeleitet, d. h. seit dein zweiten Tage der Epidemie, keinen Todesfall zu verzeichnen hatte, auch nicht in den hygiënisch ungünstigen Gangen St. George, wo anders Behandelte dutzendweise dahinsterben". . . .
Wat dunkt mijn minder ervaren collega hiervan? Op den tweeden dag van die hevige epidemie kon de virulentie toch nog niet verminderd zijn, allerminst alleen voor de lijders, die creoline zouden innemen, tenzij dan door de bacillen-verlammende eigenschap van die creoline en dus als gevolg daarvan. Maar dan moet ook verslaggevers meening, dat al die lijders niet door die creoline, maar evengoed zonder creoline genezen of in 't leven gebleven zouden zijn, terwijl anders behandelden bij dozijnen wegstierven, niet anders dan als onzinnig en absoluut onhoudbaar verworpen worden.
„Bei dieser Behandlung (met creoline) waren nach meiner auf diese Thatsache füssenden Ueberzeugung nicht 6000 dahin gerafft worden". ').
En verder in vette letters, dus met bizonderen nadruk: „Nochmals empfehle ich meinen Herren Collegen dieses Verfahren, es ist in Wahrheit „die rettende That", und überall angewandt hatte die Epidemie nicht so viele Opfer gefordert".
]) De epidemie was toen nog in haar volle kracht en zou nog veel meer offers eischen, ook onder de door Dr. F- met creoline behandelden, maar betrekkelijk weinig.