De verhouding zal immers in cavo intestini nog wel anders geweest zijn dan de in 't laboratorium beproefde.
Ik heb in mijn praktijk in kampoeng of désa geen gelegenheid gehad om dit te onderzoeken, maar wèl weet ik, dat ik nooit een voorbeeld van 't herleven van door creoline verzwakte cholera-bacillen in 't darmkanaal, nadat alle creoline daaruit verdwenen was of van een recidief door die onschadelijk geworden bacillen waargenomen heb.
't Is erg gemakkelijk om, zooals mijn jongere antagonist deed, te zeggen:
„Het schijnbaar gunstige resultaat van de creolinetoepassing (1 doode op 29 patiënten) is een gevolg daarvan, dat de virulentie van de cholera sterk verminderd was"— zonder de juistheid van die gissing (want meer is 't niet) te bewijzen, of, zooals in 't definitieve verslag in 't Tijdschrift, te besluiten, dat men niet 't recht zou hebben „uit de door (hem) verkregen resultaten af te leiden, dat de creoline prachtig werkt bij cholera, zooals onlangs geschiedde in het blad „Mataram" (bedoeld is 't blad Midden-Java. De Mataram zal in den, alle waarde aan de creoline ontzeggenden, verslaggever zijn besten bondgenoot erkennen.)" Maar indien de door den verslaggever te hulp geroepen verminderde virulentie geen andere is, dan die, welke reeds door één dertigste procent creoline veroorzaakt wordt, of als de verklaring, die ik daarvan boven gaf, juist is, dan is het resultaat van de proef niet „schijnbaar", maar feitelijk zóó gunstig, dat het mij 't recht geeft om mijn vroeger betoog te handhaven, dat goede, giftvrije creoline werkelijk een specificum tegen cholera— en tegen eiken vorm van cholera — is. Ook tegen dien van de vroeger (en toen te recht) altijd döodelijk geachte cholera sicca.
In zijn meening, dat de diarrhee bij cholera een verweermiddel van 't lichaam kan zijn, komt verslaggever met mijn reeds voor meer dan 20 jaren geopperd oordeel over opium