vatbare inwoners van een besmette stad door de ziekte gedood zijn?

Wanneer de virulentie van de vibrionen werkelijk vermindert, dan moet dat gelijkelijk voor alle aangetasten gelden, onverschillig of zij in de geïnfecteerde plaats wonen of van een nog niet besmette plaats daarheen komen. En nu leert toch de ervaring wel, dat menschen, die van buiten komen, wanneer zij geïnfecteerd worden, door de volle virulentie der bacillen getroffen worden — ik zeg niet: altijd, want ook die van elders komenden zijn niet allen even vatbaar—, terwijl de inwonenden aan 't virus min of meer gewend geraakt schijnen te zijn.

Ik onderstreep dit woord, omdat ook dat gewend geraken misschien niet meer dan schijn is.

Men kan dat immers ook aldus begrijpen. Niet alle menschen zijn even vatbaar of even gevoelig voor de werking van t cholera-gift. We weten immers, dat er zijn de z. g. „bacillen-dragers", die gezond blijven, hoewel cholera-bacillen in hun ingewanden welig tieren. Maar dan is t immers ook mogelijk, dat de meer gevoelige, de meest vatbare inwoners eener besmette plaats 'teerst ziek worden, en dan ook in hevigen, veelal in enkele uren doodelijken, graad, — en de minder gevoeligen eerst later, misschien pas door bijkomende oorzaken, en dat dezen dan ook langer weerstand bieden en minder spoedig bezwijken.

Maar indien deze opvatting juist is, dan vervalt de hypothese van vermindering der virulentie van 't cholera-gift, en daarmee de ontkenning van de waarde der creoline als een zeer sterk bactericide stof.

Die eerste slachtoffers in elke epidemie en die van buiten komende, even gevoelige nieuwelingen kunnen alleen gered worden, gesteld dat ze door verwaarloozing van alle mogelijke voorzorgen ziek worden, door hun onmiddellijk bij 't ontstaan van 'teerste ziekte-symptoom, of nog beter prophylaktisch, voordat een eerste ziekteverschijnsel ontstaat,