gezinnen", geldt dit in sterke mate voor de Alfoersche bevolking en is liet laatste feit geconstateerd voor enkele, zuiver Alfoersche strandkampongs aan de Noordkust. Voor de geuite meening, dat hierin wellicht een verdwijnen van de oorspronkelijke bevolking zonder aan te wijzen specifieke oorzaak te zien is, bestaan nog geen voldoende gegevens.
Toch valt ook bij de Christen-negorijen, waar de telling met voldoende nauwkeurigheid geschiedt, een stationnair blijven in de getalsterkte der bevolking op te mei ken. In het verslag over 1905 werden daarvoor als oorzaken
aangegeven:
le. geringe vruchtbaarheid, waarbij chronische syphilis en misschien willekeurige beperking van invloed zouden zijn. Sachse geeft nog aan: alcoholisme en een zekeren graad van consanguiniteit.
2e. groote kindersterfte door slechte verzorging en ondoelmatige voeding.
3e. verkorting der gemiddelde levensduur door onhygiënische levenswijze.
4e. onvoldoende medische hulp.
Naar mijn meening is echter niet genoeg nadruk gevestigd op den invloed van de malaria.
Waar de aangehaalde oorzaken aangegeven zijn voor de geheele bevolking, gaan zij in meerdere of mindere mate door, ook voor de strandbevolking; maar al dragen enkele dier factoren het hunne er toe bij, voor de Christenkustbevolking geldt zeker, dat het voornamelijk de malaria is, die de betrekkelijke steriliteit teweeg brengt; die de kindersterfte abnorm groot doet worden, hetzij direct, hetzij indirect door de weerstandsafname van het individu tegen andere aandoeningen, die hier weinig oude menschen doet zien. In alle verslagen staat reeds vermeld, dat de algemeene gezondheidstoestand minder gunstig is.
Dit geldt met name voor de kustbevolking, die het meest
lijdt onder de malaria.