Verslaggever teekent hierbij o.a. het volgende aan: „Dat de werving van zelf (zooals in 1908) een 500tal jonge mannen, het geslacht psysiek en psychisch achteruit zou doen gaan, gelijk het vorige verslag vermeldt, zou ik niet gaarne verplicht zijn te bewijzen. Eerstens zijn in vroegere ■ tijden volkeren uit zeer langdurige oorlogen, die hen veel meer dan 0.3 °/o hunner jeugdige krachten kostten, zeer krachtig te voorschijn getreden en verder staan tegenover één aangenomene bijna 2.5 afgewezenen. De afgewezenen zijn geen invaliden, integendeel, zij zijn onvolwassen of hebben slechts lichte gebreken, die op het ras geen slechten invloed zullen uitoefenen. De drang om zijn land eens te verlaten, zal de Minahasser ook zonder werving wel blijven gevoelen".

De algemeene gezondheidstoestand was gunstig.

De regenval bedroeg 2380 m.M. in 162 regendagen.

Malaria kwam betrekkelijk zelden in behandeling, evenmin cachexia paludosa.

De diagnose beri-beri werd, vooral in de maanden Juli en Augustus, meermalen onder de gevangenen gemaakt. In het geheel werden 44 gevangenen wegens beri-beri naar Tondano gezonden.

Lepra werd niet gezien.

Mazelen kwamen in April en Mei matig uitgebreid voor.

Pokken kwamen het meest voor in April, Mei en Juni, nl. respectievelijk 92,72 en 85 gevallen, met respectievelijk 13, 16 en 28 sterfgevallen.

In de havenplaats Kenia werden sinds 25 Augustus de pokken geacht epidemisch te heerschen bij het Mohamedaansche deel der bevolking.

Geslachtsziekten kwamen alleen in klinische behandeling voor.

Besmettelijke oogziekten en anchylostomiasis werden niet waargenomen.

Phthisis pulmonum komt hier veel voor.