De regenval staat geheel onder den invloed der moessonwinden, die overeenkomen met de, in het Zuidelijk deel van den Archipel algemeen voorkomende. Evenwel ontbreekt ook gedurende den oostmoesson de regen niet geheel. Vooral in de bovenstreken valt het geheele jaar veel regen. Voor Madjene bedroeg dit 1401,5 m.M.
Gevolg van de ligging is, dat gedurende den westmoesson de plaats in de luwte der heuvels ligt, terwijl daarentegen de Oostenwind, hier „Beroeboe" genoemd, met groote heftigheid over het plaatsje waait en alles met een laagje zout bedekt, afkomstig van de sterke branding der zee.
Eveneens brengt de ligging mee, dat de temperatuur er hoog is, tevens vrij regelmatig door de nabijheid der zee.
De sterkte der bevolking wordt geschat op 50.000 zielen.
De verschillende rassen zijn: Toradja's in het gebergte, Boegineezen in het Z.O. deel der afdeeling, Mandhareezen of een mengras van Mandhareezen en Toradja's in het Z.W. en Noordelijk deel. Er zijn voorts eenige Chineezen, terwijl Europeanen, behalve die in Gouvernementsdienst, hier niet gevestigd zijn. De gezondheidstoestand was vrij goed. Omtrent de voeding valt op te merken, dat, terwijl de meer welvarenden hoofdzakelijk rijst eten, de arme klassen zich des morgens met onrijpe bananen vergenoegen, waarna ze 's avonds overgaan tot een meer copieus maal, voor een groot deel uit sago en mais bestaande. Ook visch wordt door de kustbevolking veel gegeten. De drinkwatervoorziening is niet schitterend. Ofschoon in elk dorp bijna op Europeesche wijze gebouwde putten bestaan, waarvan het water in lange bamboes gehaald wordt en op andere plaatsen rivierwater gedronken wordt, neemt men ook hier de gewone onverschilligheid ten aanzien van verontreiniging waar. Begrijpelijkerwijze moeten dan ook dysenterie en andere buikziekten onder de meest gewone landplagen gerekend worden, waarnaast malaria een groote rol speelt. Anaemie gepaard met