Mazelen werden geconstateerd in Koeala Kapoeas en Boven Kahajan; liet getal sterfgevallen hieraan was onbeduidend.

Aan buikziekten leden verscheidene personen in Kandangan, waar men de oorzaak daarvan toeschrijft aan het drinken van ongefiltreerd water en in de Boven Kajahan, tengevolge van het dagenlang staan in het water bij het goudwasschen.

Beri-beri kwam als naar gewoonte, doch in geringeren graad voor in Sampit bij lieden, die langen tijd in de moerassige strandbosschen naar boschproducten zoeken.

In Amoentai werden 5 kinderen door vermoedelijk dolle honden gebeten en naar het Instituut Pasteur opgezonden; in Pasir en het daaraan grenzende Telakei (Koetei) stierven enkele personen aan rabies.

Koortsen kwamen overal voor, maar niet in hevige mate, met uitzondering van Amoentai, waar zeer velen daaraan leden. Malaria deed zich voor onder het garnizoen te Djangkang, doch slechts bij enkele militairen, die daaraan vroeger ook . reeds geleden hadden.

Te Poeroek Tjahoe wendden vele zieken zich tot den daar geplaatsten Officier van Gezondheid en toonden daarmede hun vertrouwen in onze geneeskunde. Ook de zendelingen in de Dajaksche streken hadden over het geheel veel toeloop.

Bandjarmasin. Bevolkingssterkte: Europeanen 455, Inlanders 45664, Chineezen 2581, Vreemde Oosterlingen 988.

De regenval was 2352 m.M. in 185 regendagen.

Gedurende den Oostmoesson was de regenval gering en had de plaats tengevolge van langdurige droogte weer de misère te doorstaan, verbonden aan den „zoutwatertijd".

Van af eind Juli tot het midden van September was het water in de Martapoerarivier brak en moest het benoodigde bad-, kook- en drinkwater in prauwen van af meer bovenstrooms gelegen plaatsen worden gehaald.