Het gemiddeld dagelijksche ziektecijfer bedroeg 4.3% der mijnbevolking.
Het totaal verlies aan werkkrachten in 1908 door sterfte, evacuatie en afkeuring bedroeg 11.5°/0 der gemiddelde sterkte. Ook dit jaar werd weer de ervaring opgedaan, dat dit verlies aan werkkrachten in hoofdzaak door lichamelijk te zwakke, niet geacclimatiseerde sinhaks wordt veroorzaakt. Ongunstige cijfers vertoont o. a. mijn 25, waar beri-beri voortdurend voorkwam en malaria-gevallen frequenter voorkwamen dan in andere mijnen.
Zeer gunstige cijfers vertoonen de mijnen 4, 5, 11, 13, 22 en 24. Deze mijnen liggen alle dicht bij zee en daar is men dikwijls in de gelegenheid den arbeider versche visch voor te zetten. Mijn 22 bestaat uit 28 kleine mijntjes, waarin uitsluitend sinds lang getraind werkvolk uit eigen verkiezing werkzaam is; onder deze omstandigheden zijn de gunstigste ziekte- en verliescijfers te verwachten.
Met malaria werden gedurende 1908 in het ziekenhuis 517 lijders opgenomen, waarvan er 15 overleden; met dysenterie 164, waarvan 29 stierven; met beri-beri 140, waarvan 11 overleden en.70 werden geëvacueerd.
Venerische ziekten, alhoewel betrekkelijk zeldzaam voorkomend, kwamen dit jaar meer voor dan in voorafgaande jaren. De oorzaak daarvan moet gezocht worden in de, dit jaar plaats gehad hebbende, toestrooming van werkkrachten, afkomstig uit tot stilstand gedwongen mijnen op Malaka.
Conjunctivitis blennorrhoica kwam 6 keer onder behandeling. Meerdere gevallen van trachoom werden waargenomen.
Longziekten kwamen ook dit jaar verwonderlijk weinig voor, in aanmerking genomen, dat de mijnarbeid in open groeven plaats grijpt, zoodat de arbeiders aan regen en wind zijn blootgesteld.
Van de darmziekten kwam bijna alleen voor gastroenteritis (in 55 gevallen, waarvan 7 doodelijk verliepen).