hadden zeer veel van ziekten te lijden en zijn allen weer naar de Batak-landen teruggekeerd. De bevolking verminderde van 408 tot 378 zielen.

Van de dwangarbeiders, te werk gesteld aan den weg Lais-Ketahoen, was in liet begin des jaars liet ziekte- en sterftecijfer onrustbarend. De meest voorkomende ziekten waren malaria, dysenterie, beri-beri en huidziekten.

De polikliniek te Benkoelen werd zeer druk bezocht. Vrij veel personen lijdende aan longtuberculose kwamen hulp vragen; tuberculose der gewrichten werd niet geconstateerd. Gevallen van lepra werden niet gezien. Framboesia tropica is een zeer veel voorkomende kwaal. Venerische ziekten kwamen niet onder behandeling. Poliklinieken werden, behalve door de Inlandsche artsen, gehouden door de controleurs.

De echtgenooten van 3 civiele gezaghebbers en de pastoor van Tandjong Sakti verleenden ook geneeskundige hulp.

Moeara Aman. (Onderafdeeling Lebong Donok).

Moeara Aman, de hoofdplaats van de onderafdeeling Lebong Donok, heeft haar ontstaan te danken aan de Mijnbouw Maatschappij Redjang Lebong.

De plaats is gelegen op de helling van een heuvel en wordt doorstroomd door een tamelijk groote rivier: „de aer Aman". Waterputten bestaan hier niet: het drinkwater wordt toegevoerd door leidingen van uit velschillende heuvelstroomen, terwijl de rivier als groote afwatering dienst doet.

Het klimaat is gematigd, de regenval is groot, zware winden komen zelden voor. Tegen het einde van 1908 werd een groote aardbeving gevoeld.

De dokter-djawa van Kepahiang werd herwaarts overgeplaatst hoofdzakelijk voor de behandeling van zieke Gouvernements-contractkoelies.

De gezondheidstoestand van de bevolking was bevredigend.

De mannelijke bevolking is veelal aan opium verslaafd.

Huidziekten (scabies, framboesia en herpes tonsurans)