goede verpleging en menschlievend hulpbetoon voor de westersche geneeskunde doen winnen op de wijze als zulks door de zendingsartsen met zooveel succes geschiedt en hoopt op die wijze langs een, weliswaar langzamen, maar haars inziens beteren weg de Inlanders zoover te krijgen, dat zij aan onze genees- en verloskundigen de voorkeur zullen gaan geven boven hunne doekoens.
Die weg zal zonder twijfel verkort worden, wanneer het aantal standplaatsen van Inlandsche geneeskundigen wordt vermeerderd, hetgeen evenwel alleen kan geschieden, indien de School tot opleiding van Inlandsche artsen meer Inlandsche artsen aflevert, doch men mag van het Gouvernement in billijkheid niet meer vergen dan dat het voor de plaatsing zorg draagt van één Inlandschen geneeskundige in ieder district, m. a. w. van 1 Inlandsch arts op ± 60.000 zielen. Wil de bevolking dus in de toekomst, in plaats van hare doekoens, over een voldoend aantal, volgens westersche begrippen bevoegde genees- en verloskundigen beschikken, dan zullen dat de particuliere Inlandsche genees- en verloskundigen moeten zijn, die van de opbrengst hunner praktijk moeten leven.
Een algemeene „Verstaatlichung" van den geneeskundigen stand komt mij ook voor Indië niet aanbevelenswaardig voor.
De Staatszorg dient zich ook in Indië niet verder uit te strekken dan tot het scheppen en onderhouden van gelegenheden tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen en vroedvrouwen en tot het doen verstrekken van kostelooze genees-, heel- en verloskundige hulp aan zijn ambtenaren en hunne gezinnen.
Batavia, 19 December 1909.