Men stelle zich slechts het volgende voor: 25 vroedvrouwen verdeeld over de residentie Kediri met 1.775000 zielen, is 1 vroedvrouw op ruim 70.000 menschen. Te Kediri zijn thans 4 Europeesche en 5 Inlandsche geneeskundigen werkzaam, zoodat één geneeskundige 3 vroedvrouwen zal moeten controleeren en aan 200.000 zielen geneeskundige hulp zal moeten verleenen, waarbij gerekend moet worden op 7000 bevallingen (w.o. 700 abnormale, nl. 10%) per geneeskundige, terwijl voor rekening van elk der 25 vroedvrouwen 250 abnormale bevallingen zullen komen. En nu is Kediri, wat de geneeskundige hulpverleening betreft, nog bijzonder bevoorrecht.

Welke verloskundige in Nederland zou een dergelijke regeling willen aanbevelen?

Het voorgestelde toezicht van de medici op de vroedvrouwen, waarachter de heer van Buuren zich verschuilt, is een wassen neus; een medicus kan, naast zijne overige dienstbezigheden en particuliere praktijk onmogelijk 3 tot 6 vroedvrouwen controleeren, te meer wanneer de hulp van deze laatsten alleen bij buitengewone gevallen wordt ingeroepen.

Werkelijk, indien men niet beter wist, zou men zeggen, dat het geheele stelsel achter de schrijftafel is uitgebroed door iemand, die nooit in Indië is geweest. En als wij ons afvragen, of we goed doen de Inlandsche bevolking, die daarom niet vraagt, een dergelijke gebrekkige hulp op te dringen, dan moet, dunkt mij, het antwoord ontkennend luiden.

Ik ben van meening, dat we een barende vrouw nimmer mogen dwingen zich door iemand te laten helpen, in wien zij geen vertrouwen heeft, evenmin als men bv. een patiënt met gangraen van een extremiteit mag dwingen zich te laten amputeeren. Maar wil men, met het oog op onze goede bedoeling, over dit moreele bezwaar heenstappen, geef die barende dan goede hulp en lever haar op bevel der overheid