Ook hiermede gaat de Heer van Buuren niet geheel accoord. Wel wil hij een geneesheer met het toezicht van vier of vijf vroedvrouwen belasten, maar hij vindt het niet noodig, dat de vroedvrouwen tot dat doel slechts op de standplaatsen van de geneeskundigen worden te werk gesteld.

Het: ,,te werk stellen in de ziekeninrichting, daar waar de bevolking nog van geen westersche geneesmethoden wil weten en de vroedvrouw dus in de eerste jaren te weinig te doen zou hebben, opdat zij de noodige geoefendheid zal behouden , is bij het stelsel van Van Buuren niet noodig. Immers, zijne voorstellen beoogen, deze vrouwen voldoenden arbeid te bezorgen door de bevolking te dwingen zich te laten behandelen.

3e eene regeling met betere waarborgen voor een goede plichtsbetrachting door voor iedere kostelooze verlossing een premie toe te kennen.

Hierover spreekt, zooals te voren reeds werd opgemerkt, de Heer van Buuren niet.

De Commissie heeft opzettelijk doen uitkomen, dat het onmogelijk is, de Inlandsche bevolking in de eerste tijden overal van verloskundige hulp te voorzien, maar al ware het mogelijk in betrekkelijk korten tijd een 10.000 tal gediplomeerde Inlandsche vroedvrouwen te krijgen, dan nog zou de bevolking daarvan onevenredig weinig profiteeren, daar afgescheiden van het infectiegevaar, de ondervinding voldoende geleerd heeft, dat zelfstandig geplaatste Inlandsche vroedvrouwen het vertrouwen der bevolking niet kunnen winnen.

De Commissie had dus in dat geval ook moeten voorstellen, het aantal geneeskundigen op Java tot 3 a 5 duizend op te voeren, hetgeen eveneens onmogelijk is. Kan alreeds bij de bestaande formatie niet het benoodigde aantal Inlandsche geneeskundigen verkregen worden, dan behoeft het geen betoog, dat een surplus van eenige duizenden van zulke geneeskundigen tot de vrome wenschen zal moeten