over het vooruitzicht, dat, na reorganisatie van den B. Q. D. zooals die door de commissie is voorgesteld, feiten, als door hem aangehaald, betreffende het niet verstrekken van de noodige hulpmiddelen aan die Inl. vroedvrouwen, niet meer kunnen voorkomen.

Uit de brochure blijkt duidelijk, dat Dr. van Buuren ook bij zijn gewijzigde voorstellen dwang wil doen uitoefenen. De door hem aangehaalde brief van den Resident van Kediri aan den Regent aldaar laat daaromtrent geen twijfel over. En nu mag de auteur, bij de beschrijving van den gang van zaken, daarop eenigszins terugkomen en decreteeren, dat wanneer een desahoofd een geneesheer of een vroedvrouw roept, omdat de hulp van de doekoen baji te kort schiet, het de barende vrij zal staan zich door den medicus of vroedvrouw te laten helpen of niet; iedereen, die den Inlander kent, zal het met mij eens zijn, dat de barende en hare omgeving in zulk een hulpverleening op bevel der overheid dwang zullen zien.

Ware zulks trouwens niet het geval, dan zou de positie van den medicus en van de vroedvrouw in het stelsel van Buuren een weinig benijdenswaardige worden. Men stelle zich maar voor, dat men door een desahoofd wordt geroepen, 10, 20 soms 30 palen heeft afgelegd om bij zoo 'n barende te komen en dan onverrichterzake moet terugkeeren. Het is niet mogelijk, dat een logisch denkend mensch op zulk een basis een stelsel opbouwt zonder overtuigd te zijn, dat in zulk een geval een vrouw zich verplicht (d. w. z. gedwongen) zal achten,, zich door den medicus of gediplomeerde vroedvrouw te laten helpen. Men behoeft trouwens maar 5 minuten met den schrijver te spreken, of het blijkt, dat hij wel degelijk dwang wil.

Het is mij een raadsel, hoe Dr. van de Poll in zijn referaat over meergenoemde brochure, voorkomende in het Medisch Weekblad van 16 October jl. No. 29, het door Dr. van Buuren voorgestane stelsel durft te vergelijken bij de methode in het ziekenhuis van de Vereeniging voor