deze kwestie speekt Dr. van Buuren in zijn brochure niet.
Onmogelijk is het niet, dat het voorstel C van het Hoofdbestuur der Nederlandsche maatschappij van geneeskunde (vide protest) hiermede samenhangt.
Die zoogenaamde mishandelingen der doekoens gelijk te stellen met koppensnellen, en levend verbranden der vrouwelijke volgelingen van radja's, is natuurlijk onzin. De vrouwen onderwerpen zich geheel vrijwillig zonder te worden gedwongen of door anderen te zijn beïnvloed aan de behandeling dier doekoens; geven daaraan zelfs de voorkeur boven die van den geneesheer, ook als deze in hare onmiddellijke nabijheid woont en zijn diensten gratis aanbiedt.
De Commissie ontkent volstrekt niet de wenschelijkheid om Inlanders aan meer deskundigen bijstand, zoowel bij bevallingen als bij ziekte, te helpen; acht evenwel op het oogenblik het tijdstip daartoe nog niet gekomen, omdat de bevolking in het algemeen daarop nog geen prijs stelt. Zij wil van uit enkele centra — namelijk daar, waar geneesheeren gevestigd zijn — propaganda doen maken voor de Europeesche genees-, heel- en verloskunde.
De Heer van Buuren doet het voorkomen, alsof de medische adviseurs der Indische Regeering, Deze in overweging zouden hebben gegeven, zich hoegenaamd niets van de bevolking aan te trekken en beroept zich daarbij op een schrijven Van den Chef over den Geneeskundigen Dienst van 9 September 1908 No. 1779/5.
Of het opzet is, dan wel of de heer van Buuren verkeerd is ingelicht, wie zal dit uitmaken, maar zeker is het, dat het advies onvolledig is geciteerd en daardoor een geheel verkeerden indruk maakt.
De slotalinea van bedoeld schrijven luidt toch:
„N. m. m. mag de Regeering niet verder gaan dan op de „standplaatsen van de Europeesche of Inlandsche geneeskundigen en van Inlandsche vroedvrouwen op ruime schaal