personeel en zijn de noodige hulpmiddelen voor verpleging aanwezig. Zij kunnen daardoor niet voldoende beseffen, onder welke moeilijke omstandigheden hunne burgerlijke collega's in de binnenlanden van Java dikwijls moeten werken, zijn daardoor niet de personen om met overtuiging en voldoenden klem op verbeteringen bij dien dienst aan te dringen.

Ik zal hier op de door den Heer van Buuren gegeven verkeerde voorstelling van zaken niet verder ingaan, daar de zaak reeds in het protest der Commissie is besproken. Alleen wensch ik de samenstelling der Commissie van het Regeeringsstandpunt te verdedigen.

Waar als No. 1 op het programma stond de scheiding van den Militairen en Burgerlijken Geneeskundigen Dienst op Java, terwijl het beslist noodig was om voor den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst op de Buitenbezittingen van de diensten der Officieren van Gezondheid voorloopig partij te blijven trekken, lag het voor de hand, dat een paar actief dienende Officieren van Gezondheid in die Commissie werden benoemd. Dit heeft de Bond van geneesheeren in Ned.-Indië, op wiens instigatie de commissie is benoemd, ook begrepen. Verder was het logisch, den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst daarin zitting te laten nemen, daar alleen deze geacht kon worden alle onderdeelen van den dienst van nabij te kennen. Zijne jarenlange ervaring als Inspecteur bracht mede, dat hij op de hoogte was van de nooden en behoeften van dien dienst, hij kende de voorstellen, die door hem en anderen waren gedaan, wist dus verbetering te brengen. Als voorlichters bij de details was het m. i. zeer juist gezien een stadsgeneesheer, een civiel geneesheer en een specialiteit in vaccineaangelegenheden daarin zitting te doen nemen.

Overal waar de kennis van zaken dier leden te kort schoot, konden informaties worden ingewonnen bij anderen, terwijl door een ernstige bestudeering der op den Burgerlijken

54