opzicht duidelijk door chinine veroorzaakt; hoe hij meningeaalbloedingen constateerde, waar uit de beschrijving geen doodelijk verloop, veel minder een sectie blijkt, is mij hieruit niet duidelijk.

In prof. Stokvis' Geneesmiddelleer 3e deel Ilde stuk 1902 vond ik op Blz 312 en 313:

„Het meest in t oogvallend verschijnsel van cinchonisine is het iiuidexantheem. Meestal is het een erythema scarlatinosum, dat als twee droppelen water op scarlatina gelijkt enz., maar buitendien komen (opsomming van andere uitslagen en haemorrhagische) petechiale uitslagen voor. Meest gepaard met jeuk en verschijnselen van ontsteking van slijmvlies van mondholte en palatum molle, braken en depressie."

Ook die ontstekingsverschijnselen in de mondholte ontbraken bij onzen olieman. Verder zegt Stokvis:

„Niet alleen bloedingen in de huid, maar ook neusbloedingen, bloedingen uit het tandvleesch, darmbloedingen, haematurie komen, schoon zelden, na chinine voor. Bij vrouwen o. a. bij arbeidsters in chinine-fabrieken ontstaan menstruaalbloedingen, abortus enz".

Onze patiënt heeft slechts kleine doses chinine en steeds met o dagen pauze na twee dagen toediening gebruikt; hei is zeer best mogelijk, dat na langer gebruik op grootere doses alarmeerender bloedingen zouden zijn opgetreden.

Brault maakt van deze door chinine verwekte bloedingen geen melding; zeer optimist klinkt trouwens zijn; „Quant aux accidents dus a la quinine, ils sont assez nombreux mais légers si on a soin de ne pas dépasser des doses raisonnables". Enkele regels verder waarschuwt hij (in zijn Maladies des Pays chauds) voor doses van 8—12 gram in 24 uur, „paree qu'il est prouvé par d'autres observations, que Ia mort peut survenir dans de telles conditions".

Op de polikliniek van prof. Straub zag ik een nog jongen stevigen man, die* van een onvoorzichtig medicus jaren geleden voor een eenvoudige Nederlandsche tertiana één