gen komen talrijke bloedingen voor van zeer wisselende grootte. Sommige zijn puntvormig, terwijl aan liet slijmvlies van de rechter wang twee ervan de grootte van een kwartje bereiken en tot 3 m.M. boven de oppervlakte van het omliggend slijmvlies promineeren. Uit deze beide bloedblaren trad eenig bloed naar buiten, zoo ook bloedde het tandvleesch nu en dan licht.
In de huid van borst, strekzijde onderarmen en strekzijde bovenbeenen vonden we nu talrijke petechiën; de kleinste waren weer puntvormig, de grootste +3 m.M. in middellijn. Evenals in de mondholte waren ook in de huid de bloedingen vrij zuiver symmetrisch.
Patiënt had twee brandblaren aan arm en borst, die ook geheel met bloedig vocht gevuld waren.
De urine was lichtgeel; helder en zonder bezinksel; bevatte dus vrij zeker geen bloed (microscopisch of chemisch onderzoek kon aan boord niet geschieden). Ook de normaal gekleurde faeces bevatten vrij zeker geen bloed.
Het algemeen welbevinden van den man, het ontbreken van eenig ander verschijnsel van M. macul. Werlhofii en de wisselende sterkte der bloedingen maakten voor mij deze diagnose onwaarschijnlijk. Het vermoeden, dat we hier met toxische bloedingen te doen hadden, lag daarom voor de hand; in de eerste plaats dacht ik aan chinine, als het meest gebruikelijke medicament in Indië, dat bij enkelen erythemata en zeer zeldzaam een haemorrhagisch exantheem kan veroorzaken.
Patiënt was 2 maanden aan boord, gebruikte sinds dien tijd als alle schepelingen 2 maal 's weeks 0.8 gr. bisulfas chinine in tabletten en kort na zijn komst aan boord had hij voor het eerst de bovengenoemde verschijnselen opgemerkt; hij had zich daarbij zóó wel gevoeld, dat hij er nooit een dag dienst voor verzuimd had. Oorsuizingen, misselijkheid, jeuk noch eenig ander symptoom van chinineintoxicatie had hij opgemerkt.