Een zeldzaam geval van chinine=idiosyncrasie,

DOOR

V. GRAVESTEIN,

Officier van gez. klasse.

Terugkeerend van een excursie naar den Banggaai-archipel werd me op 7 Juli 1908 aan boord van het S. S. 's Jacob een Javaansch olieman door een collega getoond, dien hij veronderstelde lijdend te zijn aan Morbus maculosus Werlhofii.

Patiënt was een stevig gebouwde Javaan van ±30 jaar; van vorige ziekten herinnerde hij zich alleen eenige dagen koorts enkele jaren geleden te Soerabaia, waarvoor hij een sterk bittere medicijn, die zoo leelijk smaakte als jenever, had moeten gebruiken. Sinds enkele weken heeft hij roode vlekjes op de huid en zwarte in de mondholte, waarvan de uitbreiding volgens hem nog al varieert; overigens voelt hij zich geheel wel, geen gewrichtspijnen, geen duizeligheid, misselijkheid, noch koorts.

Geen bloed bij urine of faeces, wel een enkele maal lichte bloeding uit het tandvleesch.

Bij onderzoek bleek, dat de man een goed gevulden en gespannen pols had van normale frequentie; dé temp. was niet verhoogd, slijmvliezen licht anaemisch. Op de conjunctiva bulbi van het rechter oog is een bloeduitstorting, die den afstand tusschen cornea en carunkel aanvult, helder rood, zich geleidelijk in de omgeving verliezend. Aan beide zijden van de tong en op den tongrug diep blauwe bloedingen, rond, 2 — 5 in.M. in middellijn; op het palatum molle, in het slijmvlies van den mondbodem en dat van beide wan -