Twee gevallen van Leishmania=donovani uit den OosMndischen Archipel,

DOOR H. M. NE EB,

Officier van Gez. Ie klasse.

Ie Geval. Ongeveer half October 1908 werd ik geraadpleegd door eene 39-jarige Europeesche dame, die geruimen tijd in Oost-lndië doorgebracht had en gedurende de laatste jaren over eenige vage, doch niettemin hinderlijke ziekteverschijnselen begon te klagen.

Volgens hare mededeelingen heeft de patiente, die in Nederland geboren werd en hier verbleef tot haar vertrek naar Indië in 1894, alleen in hare kindsheid aan mazelen geleden; andere ziekten herinnert ze zich niet gehad te hebben. In 1894 in Oost-lndië aangekomen, woonde zij aldaar tot 1898 te Soerabaja; gedurende dat vierjarig verblijf had zij wel eens klachten over malaise o. a. hoofdpijnen, die 's morgens tegen ± 10 a 11 uur opkwamen, doch 's avonds weer verdwenen en waarvoor patiente gedurende een paar maanden met succes van arsenicum gebruik maakte.

Gedurende die vier jaren ging zij een paar keeren naar Malang, gevoelde zich daar steeds 'goed. In 1898 vertrok patiente naar Nederland, verbleef hier 7 maanden, keerde toen in 1899 naar Indië terug en kwam in de plaats Djambi te wonen. Ongeveer anderhalf jaar na hare aankomst ter plaatse kreeg patiente, juist toen haar echtgenoot voor dienstzaken gedurende eenige dagen afwezig was, een koortsaanval, beginnende met koude rillingen en onpasselijk-