formule, noch de kleur-index van het bloed bij mijn patiënt te hebben kunnen vaststellen.

Evenwel het onderzoek op de karakteristieke door Leishman en Donovan beschreven parasieten is van nog grooter belang, daar door de vondst dezer lichaampjes de diagnose onbetwistbaar wordt bewezen.

Deze lichaampjes zijn te beschouwen als de in bepaalde lichaamscellen parasiteerende rustvormen van Leishmaniadonovani en bestaan bij kleuring volgens Romanowsky uit een lichtblauw getint, rond of ovaal plasma-lichaam van ± 3 mikron diameter, waarin twee kernen liggen. De hoofdkern (macro-nucleus) ligt steeds aan de peripherie, zonder evenwel naar buiten van den ring uit te steken, is meestal compact, soms ringvormig. De bijkern (micro-nucleus), ook wel blepharoblast genoemd, is veel kleiner dan de hoofdkern, donkerder getint, heeft meestal den vorm van een streepje, soms ook wel van een punt en ligt meestal dich^ bij de hoofdkern. De macro-nucleus kan dubbel aanwezig zijn; ook met den micro-nucleus is dit wel eens het geval. Het plasma vertoont dikwijls vacuole-vorming. In het bloed, verkregen door punctie van lever of milt, vindt men de parasieten in de hierboven beschreven gedaante öf als afzonderlijke lichaampjes öf tot groepen vereenigd en wel in dit geval ingesloten in een zich blauw kleurende massa (matrix), die het voorkomen van celprotoplasma heeft.

Over de herkomst en de beteekenis van deze matrix met betrekking tot het parasieten-lichaam schijnt men het nog niet eens te zijn. Laveran en Mesnil beschouwen deze substantie als afkomstig van de roode bloedlichaampjes, waarin de parasieten volgens hen zich bevinden; Leishman acht haar afkomstig van het protoplasma der de parasieten bevattende macrophagen. Ross eindelijk beschouwde de lichaampjes als sporen en de matrix als de rest van de parasiet.

Maakt men evenwel coupes van lever of milt, dan treft men de parasieten bijna uitsluitend intra-cellulair aan en