van een gevoel van vermoeidheid in de oogen gepaard met tranen, vooral bij 't zien in 't zonlicht.
Aan de oogen zijn geen afwijkingen. Refractie beiderzijds emmetroop. De traankanalen zijn goed open.
Er bestaat echter beiderzijds een rhinitis catarrhalis chronica en een linkszijdige crista septi. Het hypertrophische slijmvlies van den neus wordt geëtst en opvallend is't, dat reeds eenige dagen na 't cauteriseeren, terwijl de etskorsten nog de conchae bedekken, het tranen en het vermoeide gevoel in de oogen niet meer aanwezig zijn.
No. 15. De Heer Sch., vroeger door mij reeds behandeld wegens neusklachten, komt in Maart 1909 bij me terug, daar hij opnieuw last heeft van verstoptheid in den neus, gepaard met niesbuien en hydrorrhoea, waarmee samengaat roodheid en tranen van de oogen, vooral op het linker oog.
Het onderzoek van de oogen geeft niet anders te zien dan een vrij sterke uitzetting van de bloedvaten van het geheele slijmvlies. Sero-purulent secreet is niet aanwezig. De traankanalen zijn niet verstopt. In den neus treft men hypertrophisch slijmvlies aan, vooral aan de onderste conchae. Het septum is naar links verbogen en op de convexe zijde bevindt zich een crista, waarvan de spina zich boort tusschen de onderste en middelste concha. Met het oog op de vele bezwaren, die pat. van den neus heeft, wordt besloten de crista weg te beitelen en het hypertrophische slijmvlies van de conchae opnieuw te cauteriseeren.
Eenige maanden later zag ik patiënt terug. Hij had absoluut geen last meer van zijn neus en verheugde zich er bovendien in, dat hij geen hinder meer had van roodheid en tranen in de oogen. Nog wil ik hier den nadruk opleggen, dat het ziektebeeld van den patiënt vóór de operatie geheel den indruk van een hooikoortslijder maakte.
Naar mijn meening wordt menig patiënt met bovengenoemde symptomen daarvoor behandeld, terwijl de ziekte niets met pollen uit te staan heeft.