op milttumor onderzoek en tevens meet, hoe lang elk kind is en ik herhaal -dit onderzoek over een paar jaar, dan kan ik naast elkaar plaatsen twee groepen kinderen van gelijke lengte en de milttumoren van beide groepen vergelijken. De individuen van de eene groep zijn dan andere dan die van de tweede; beide groepen hebben verschillende malariacampagnes meegemaakt en de hevigheid der malaria-jaren zal aan de milttumoren kunnen beoordeeld worden. Al telt men dan ook in iedere groep eenige groote milten mee, die niet door malaria ontstonden, bij de vergelijking van beide groepen zal dat niet hinderen.

Met een dergelijk kinder-onderzoek heb ik een begin gemaakt; wel is waar kan nu de uitkomst ervan niet vergeleken worden met den uitslag van een dergelijk onderzoek vroeger, maar het zal dan althans over eenige jaren een maatstaf tot vergelijking kunnen vormen.

Van de kinderen in iedere kampong is opgegeven, hoeveel er percentisch voorkwamen met een voelbare milt en hoe groot was de gemiddelde milttumor. Naar ik hoop, zal men dit laatste, ietwat naar de schrijftafel riekende, begrip willen verontschuldigen, met het overleg, dat het met één oogopslag mogelijk maakt een overzicht over vele cijfers. Dat cijfer dan van de gemiddelde milttumor werd gevonden, door samen te tellen bij alle kinderen van een groep het aantal vingerbreedten, dat de milt onder den ribbeboog uitstak en die som te deelen door het geheele aantal kinderen. Milten, die tot den navel reikten, rekenden als vijf vingerbreedten, zulke, die beneden den navel reikten, als zeven vingerbreedten.

STAAT.