vraag zou zijn af te leiden. Wel heb ik in deze den indruk gekregen, dat malaria hier niet zoo vaak een directe doodsoorzaak is, dat ze het sterftecijfer geheel zou beheerschen; maar wel zijn chronische malaria en malaria cachexie in de benedenstad zeer algemeen en doen ze dikwijls dienst als wegbereidsters voor andere ziekten, die ten slotte aan het leven een einde maken. Bovenstaande indruk berust op een dertigtal lijkschouwingen, die in den laatsten tijd geschiedden in het stadsverband bij vrije Inlanders, die niet door uitwendige oorzaken (moord, verdrinking enz.) om het leven gekomen waren. Daaronder waren er zes, waarbij de ziektegeschiedenis en de lijkschouwing samen tot de diagnose malaria leidden. Mikroskopisch onderzoek van het bloed had slechts bij uitzondering plaats. In de andere gevallen bestond steeds een goed aantoonbare doodsoorzaak en wel phthisis pulmonum (4), pneumonie (3), longgangreen (2), dysenterie (3). De cijfers achter elke ziekte geven aan, hoe vaak ze werd aangetroffen. Nog een aantal andere ziekten en daaronder typhoid werden onder die dertig secties slechts eenmaal aangetroffen. Voor zoover een zoo klein aantal gevallen een meening veroorlooft, houd ik het er dan ook voor, dat typhoid in de benedenstad onder Inlanders een weinig voorkomende doodsoorzaak is.
Het gegronde vermoeden, dat deze secties opleveren, heeft alleen betrekking op volwassenen. Omtrent de doodsoorzaken van Inlandsche kinderen hier ter stede mis ik elk gegeven. Het eenige wat men er van zeggen kan, is, dat de kindersterfte in de laatste jaren een groot deel uitmaakte van de geheele sterfte. In de lijsten der overledenen van de twee laatste jaren worden onder de Chineezen 48 °/0 en onder de Inlanders 56 % a's kinderen vermeld. Nu is het niet te zeggen, waar naar lnlandsch en Chineesch begrip de kinderleeftijd ophoudt, maar percentcijfers als zooeven genoemd, zijn toch buitengewoon hoog te achten, als men