inzicht, wanneer men hem vraagt zijn levensgeschiedenis eens op te schrijven.

Mijne heer.en, ik wil tot slot hier een enkel woord aan toevoegen over de veelvuldigheid van het voorkomen van dementia praecox bij Europeanen hier te lande. Eerst nog iets betreffende de krankzinnigheid in het algemeen bij Europeanen hier.

In Buitenzorg en Lawang zijn ± 400 Europeanen verpleegd, wat bij 82000 Europeesche inwoners (het leger meegerekend) een krankzinnigheidsgetal van 48.7 op 10.000 inwoners geeft. Dit is een zeer groot cijfer; Nederland had voor enkele jaren slechts-14.1 '), maar gelukkig blijkt bij eenig nadenken onmiddellijk, dat daaruit niet zonder meer de gevolgtrekking mag worden gemaakt, dat krankzinnigheid onder de Europeanen hier veel meer voorkomt dan in Europa. In de eerste plaats hebben we toch te bedenken, dat het getal van 14.1 voor Nederland beslist te klein is, daar er pas 3 groote gestichten geopend zijn of staan te worden geopend, waarvan nu reeds alle plaatsen bezet zijn, terwijl, daar er nog chronisch plaatsgebrek is, nog wel spoedig meerdere gestichten zullen worden gebouwd. In de tweede plaats moet voor een vergelijking het aantal Europeesche inwoners hier te lande hooger gesteld worden dan het aantal, dat op een gegeven oogenblik 'aanwezig is, daar de bevolking hier zeer vlottend is en de in de gestichten geïnterneerden een blijvend bezinksel daarvan vormen. Aan den anderen kant echter moet men er ook weer rekening mee houden, dat een groot deel der Europeanen hier, zooal geen keurkorps, dan toch een gekeurd korps vormen, en dat bij dezen uit den aard van hun betrekkingen aangeboren krankzinnigheid, idiotie en imbecillitas, die in Europa een groot contingent der gestichtsbewoners levert, zeer zeldzaam moet zijn. Zoo zou ik u nog meer punten kunnen

') Verslag Inspect. Geneesk. Staatstoez. 1903.