niet voor de vastheid van de basis, waarop de klinische psychiatrie is opgebouwd, maar zonder dat kunnen onder denzelfden naam geheel verschillende ziekten bedoeld worden. De meeste verwarring geeft dit wel bij de paranoia. Spreekt bv. een leerling van KRaPELiN van paranoia, dan bedoelt hij daarinêe een chronische ziekte, waarin gesystematiseerde waandenkbeelden, zooal niet het eenige, dan toch verreweg het voornaamste ziekteverschijnsel zijn, een ziekte, waarin „sich ganz langsam ein dauerndes unerschütterliches Wahnsystem bei vollkommener Erhaltung der Klarheit wie der Ordnung im Denken, Wollen und Handlen herauszuentwicklen pflegt". Voor den volger van Ziehen echter zegt het woord „paranoia" alleen niet veel meer dan dat de patiënt gealiëneerd is. En in het boek van Wernicke, die een van de anderen geheel afwijkend, een physio-psychologisch systeem van classificatie en nomenclatuur volgt, zal men wel van somato-, auto-, en allo-psychosen, van ,,paranoische Zustande", en van acute hallucinosis lezen, maar het woord paranoia tevergeefs zoeken. Het is duidelijk, dat hierin de oorsprong kan liggen van een bijzonder vruchtbaar debat, en dit is dan ook reeds dikwijls te voorschijn gekomen, waar de debaters zich niet hielden aan den reeds door Socrates vooropgestelden eisch, dat men het eerst eens moet zijn, waarover men debateeren zal.
De verscheidenheid nu van de ziektebeelden, die onder de diagnose dementia praecox vallen, is zeer groot, maar alle hebben ze toch gemeenzame trekken: steeds bestaat er een primair intelligentiedefect, dat bijna altijd langzamerhand tot volslagen versuffing voortschrijdt en daarbij zijn nu eens in meerdere dan in mindere mate, soms voortdurend soms tijdelijk, eigenaardige motore verschijnselen aanwezig. Ik zal u geen volledige beschrijving dezer ziekte geven, die wanneer de symptomen volontwikkeld aanwezig zijn, niet over het hoofd kan worden gezien. Alleen wil ik het begin der ziekte nader bespreken en enkele verschijnselen,