volkomen onhoudbare stelsel der z.g. monomanieën voerde — waarvan men tallooze, terecht belachelijk gemaakte, als kleptomanie, piriomanie enz. onderscheidde — is echter reeds lang verlaten. Maar wel vraagt de psychiater bij een onbegrijpelijke daad of er mogelijk geen geestesstoornis bestaat of heeft bestaan en zoekt hij naar andere verschijnselen daarvan, en bij de waardeering dezer symptomen kan hem de daad zelf tot steun en tot belichting dienen.

Meerdere rechters, vooral zij, voor wie de rechtspraak geen beroep is, b. v. leden van krijgsraden, zijn moeilijk van het pathologische van de alcoholische schemertoestanden te overtuigen. Het is alsof zij, als zij het woord alcohol hooren, hun ooren voor alle argumenten sluiten en meenen, dat de deskundige voor alle door alcohol beïnvloede daden tot ontoerekenbaarheid zal concludeeren. Daarvan verwachten zij dan de grootste onheilen, die zij met een „allemaal gekheid die ontoerekenbaarheid" meenen te moeten bezweren. Hoewel ik dit ook wel eens door een medicus —lid van een krijgsraad — hoorde verkondigen, (zoo was in het bovengenoemde geval juist het medisch lid het sterkst tegen ontoerekenbaarverklaring), behoef ik hier niet te zeggen, dat deze meening van allen grond ontbloot is. Al is van zuiver medisch standpunt uit alcohol een hersengif, al zijn dus de gewone roes, zoowel als de alcoholismus chronicus als vergiftigings-dus ziektetoestanden te beschouwen en al dekken de begrippen ziekte en ontoerekenbaarheid elkaar, — daar de wet ontoerekenbaar noemt hem, wiens daden het gevolg zijn van een aangeboren of ziekelijke stoornis der verstandelijke vermogens, — ook de psychiater is niet geheel en al van praktischen zin ontbloot en zoo zal hij op utiliteitsgronden bij de alcoholische vergiftigingstoestanden niet tot ontoerekenbaarheid concludeeren, tenzij er een ware alcoholische psychose bestaat of bestond. Een van die ware alcoholische psychosen is echter de pathologische roes en al heeft de rechter natuurlijk ten allen