twee andere gevallen, waarbij 4 dagen na de infectie en daarna om de 6 dagen chinine werd verstrekt, traden geen koortsen meer op. Schrijver hecht echter zelf niet veel waarde aan deze proeven, omdat zij, ten einde bewijzend te zijn, over een groot aantal gevallen moeten loopen en hiervoor de bezwaren van kunstmatige infectie te groot zijn. Alleen de statistiek, welke aan de practijk wordt ontleend, kan dit vraagstuk tot oplossing brengen.

Over de volgende opstellen, die handelen over de malaria-topographie van verschillende plaatsen in Italië is er slechts een van algemeen belang.

Mercanti en Pasquini observeerden te Brozzi, op welke plaats in de voorgaande jaren geen malaria was voorgekomen, het uitbreken van een endemie. Waar nog zoo weinig bekend is over de oorzaken van het plotseling optreden van malaria in streken, welke voor dien zich in een goeden gezondheidstoestand mochten verheugen, daar werpt deze waarneming op dit belangrijke vraagstuk een beter licht.

In vroegere eeuwen schijnt Brozzi zeer ongezond te zijn geweest ten gevolge van malaria-koortsen, welke slechte gezondheidstoestand vermoedelijk veroorzaakt werd door geregeld wederkeerende overstrooming van de Arno. Door het graven van afwateringskanalen werd de plaats geassaineerd en verdween de malaria geheel, niettegenstaande anopheles aanwezig bleef. Men heeft hier dus te doen met een geval van zoogenaamde: „anofelismo senza malaria". In 1905 werden 5 en in 1906 4 primaire gevallen waargenomen, terwijl in 1907 eetj kleine endemie uitbrak, waarbij 160 personen werden aangetast. Van deze 160 personen woonden er 154 in één bepaalde wijk (Quaracchi). In deze wijk bevindt zich een steenbakkerij, die in 1882 werd opgericht. Voor het verkrijgen van de noodige klei werden achtereenvolgens 5 kuilen gegraven met een gezamenlijk oppervlak van 9000 M2. Deze kuilen werden gedeeltelijk aangevuld met puin en straatvuil. In 1904 wilde de