Op de vraag, die ons gewoonlijk na de negatieve boodschap gewordt: „indien het geen cholera is, wat is het dan wel?", heb ik tot nog toe bij uitzondering een rechtstreeksch antwoord kunnen geven. Wel vonden wij dikwijls afwijkingen van de normale faecesflora: varieteiten van de paratyphusbacillen, van den gewonen colonbacil, vertegenwoordigers van de proteusgroep, b. pyocyaneus enz—maar deze afwijkingen konden zeer wel secundair zijn, en leerden ons niets met betrekkingtot de oorzaak van het „pseudo-cholera"geval.
Wat wij hadden af te wachten, was de gelegenheid eenige aan „pseudo-cholera" bezweken lijders na den dood nauwkeurig te onderzoeken. Dit is nu geschied, en met zulk een sprekend resultaat, dat ik het oogenblik gekomen acht er Uw aandacht voor te vragen.
Vooraf wil ik met een enkel woord herinneren aan een pseudo-cholerageval, dat ik reeds bij een vorige gelegenheid in dezen kring besprak: een Chinees, die 'smorgens op de afdeeling van collega van Hengel, in het hospitaal der Deli-Maatschappij te Medan met verschijnselen van acute enteritis was opgenomen, overleed nog denzelfden dag. Bij de sectie kweekte ik uit milt en darm een paratyphus-B-bacil, en stelde de identiteit vast van dit organisme meteen bacil, uit de organen van een ziek varken gekweekt. ')
Een dergelijke vondst nu, die een pseudo-cholerageval onder de ook in Europa welbekende vleeschvergiftigingen deed rangschikken, is mij niet weer voorgekomen; bij alle gevallen, waarover ik U thans wil spreken, was de paratyphus-B-bacil afwezig.
Daarentegen kon in al die gevallen een andere bacil
') Voor de bijzonderheden verwijs ik naar mijn mededeeling „Over paratyphus-B in Deli", in Band XLIX van het Geneesk Tijdschrift v. Nederl. Indië.