III. Invloed van arsenicum op surra-trypanosomen, piroplasma bigeminum en parvum bij een rund.
Om den invloed na te gaan van het arsenicum op piroplasmose is het wel belangwekkend de ziektegeschiedenis van een os mede te deelen, die tegelijk aan surra en „Küstenfieber" bleek te lijden.
Wij stellen op den voorgrond, dat uit dit geval moeielijk eene conclusie kan getrokken worden omtrent de therapeutische werking van het arsenicum op trypanosomosen bij runderen.
I
Den 27sten Dec. 1907 werd in het Pathologisch Laboratorium een os van Bengaalsch ras opgenomen, die wegens sterke vermagering voor de slachtbank was bestemd, Het dier leed aan surra; de beide vorige dagen konden in het levende en gekleurde praeparaat trypanosomen worden aangetoond. Ook werd piroplasma parvum in die praeparaten gevonden.
Den 27sten Dec. werd de os behandeld met eene intraveneuse injectie van 250 mg. arsenicum-oplossing van 0.2°/0. Vervolgens op den 3den, 8sten en 13den Jan. '08 respectievelijk 500, 600 en 650 mg. arsenicum eveneens in 2 pro mille oplossing.
De temperatuur bleef steeds schommelen tusschen 38 en 39.5.
Trypanosomen konden gedurende den behandelingstijd niet worden aangetoond. '
Den 16den Jan. werd een hond subcutaan en een cavia intraperitoneaal geïnfecteerd, elk met 1 '/2 ccm bloed van den os; deze controle-proefdieren reageerden niet.
Herhaaldelijk waren ook strijkpraeparaten gemaakt van bloed en steeds konden de parasieten van,, Küstenfieber" worden aangetoond.
De voedingstoestand van den os ging steeds achteruit. Hij verzwakte zoodanig, dat hij zich den 16den Jan. niet