en wel op den 177sten dag, waarna het resultaat ervan werd afgewacht.
Het resultaat van de behandeling, met arsenicum per os en atoxyl subcutaan, was, dat bij het eerste proefpaard trypanosomen in het bloed teruggevonden werden 68 dagen, nadat het paard voor het laatst was behandeld en bij het tweede proefpaard eenmaal tijdens de behandeling en 34 dagen na de laatste toediening van het arsenicum en het arsenicumpraeparaat.
B. Arsenicum intraveneus en atoxyl subcutaan.
Daar men nog te weinig weet hoeveel van geneesmiddelen bij het toedienen per os in het bloed wordt opgenomen, werd nogmaals beproefd onze twee paarden te genezen door arsenicum intraveneus en atoxyl subcutaan.
Vierde behandelingsperiode van het eerste proefpaard.
Sedert den 175sten dag konden bij het eerste proefpaard in het bloed geregeld trypanosomen aangetoond worden. Op den 285sten dag werd het behandeld met '/2 gr. arsenicum in 0.2 °/o oplossing intraveneus en 5 gr. atoxyl subcutaan, welke behandeling 14 maal werd herhaald in het verloop van 3 maanden (87 dagen). Alleen den eersten keer der behandeling werden lichte koliekverschijnselen opgemerkt.
Gedurende den behandelingstijd bleef de temperatuur bijna steeds normaal, slechts 2 of 3 keer steeg ze tot 38.5 en 38.7.
Trypanosomen konden nimmer worden aangetoond.
De voedingstoestand bleef dezelfde.
Nu dient opgemerkt te worden, dat het lijden, tengevolge waarvan het paard was afgekeurd, eene chronische tendovaginitis van de m. perforatus en m. perforans, ontstaan na een onvolkomen genezen fractuur van het linker kootbeen, de laatste maanden was toegenomen. Reeds lang was