18den, 23sten en 28sten dag reageerden positief, terwijl de twee caviae, die geïnfecteerd werden op den 33sten dag, dus nog voor de laatste dosis arsenicum was toegediend, negatief reageerden.
Zooals uit de temperatuur-curve blijkt, bleef de temperatuur van den 7en tot den 53en dag normaal, waarna weer trypanosomen in liet bloed gevonden werden, dus 20 dagen na de laatste behandeling.
lntusschen was de voedingstoestand van het paard aanmerkelijk beter geworden.
Het minder goede resultaat kan toegeschreven worden aan het niet toedienen van de dosis efficax bij het begin van de behandeling. Toch hebben we nog getracht dit paard te genezen, hoewel de kans op herstel minder werd, daar we met een chronisch geval van surra te doen kregen.
Tweede behandelingsperiode.
Den 61 sten dag werd 750 mg. ingespoten in 0.3% oplossing, Deze dosis, die ongeveer uitkwam op 2.1 ing. per Kg. lichaamsgewicht, werd slecht verdragen. Het dier kon zich l'/2 uur na de injectie niet meer op de been houden, liet zich vallen en had koliekverschijnselen: omkijken naar den buik, kreunen, verhoogde temperatuur. Den volgenden dag was het geheele lichaam overdekt met urticaria. Het scheen dus wel, dat deze dosis de toxische naderde.
Door het maken van bloedpraeparaten voor en telkens om het half uur na injectie, werd vastgesteld, dat de trypanosomen na 2 uur nog in liet bloed aanwezig waren; het onderzoek van praeparaten, genomen 2'/2 uur na de injectie, bleef negatief.
Op den 66sten dag werd 300 mg. gegeven in 0.2 °/0 oplossing. De dosis was toen bij ongeluk te laag genomen. Verder werd op den 71—76—81—86 en 91— en 96sten dag telkens intraveneus toegediend 600—625—650—650—650—675 mg. arsenicum in 0.2 % oplossing.