was het noodig er voor te zorgen, dat niets van de vloeistof onder de huid kwam, want dan traden er ontstekingsverschijnselen op en ontstond er een min of meer uitgebreid infiltraat, dat slechts langzaam verdween. Alhoewel bij die accidenten geen necrose werd opgemerkt, zooals dit bij vele arsenicumpraeparaten bij den mensch en andere diersoorten wel het geval is, zoo bleek toch, dat deze arsenicumoplossing niet geschikt was voor eene onderhuidsche toepassing.
A. Arsenicumbehandeling van een paard, dat surra langs natuurlijken weg had gekregen.
Nog slechts kort met de proeven bezig zijnde, werd ons den 6den Nov. 1907 ter behandeling aangeboden een Sandelhout-hengst, gewicht 250 Kg., die volgens opgave van den eigenaar reeds twee weken ziek was, en waarbij trypanosomen in het bloed werden gevonden ').
We laten de ziektegeschiedenis van dit paard eerst volgen, omdat zij een inzicht geeft in de toxische eigenschappen van het arsenicum.
Toen het paard in behandeling werd genomen was het reeds vermagerd, de gang was onzeker, waggelend, de slijmvliezen waren bleek, de temperatuur was 39.5 en de ademhaling frequent. Het bloed bevatte zeer vele trypanosomen.
Aangezien reeds was vastgesteld, dat bij een groot Australisch paard na eene toediening van 250 mg. arsenicum de trypanosomen niet meer in het bloed te vinden waren, werd besloten met deze dosis bij den patiënt te beginnen. Bovendien bestond het vermoeden, dat de dosis efficax hooger zou zijn dan 1 mg. arsenicum per Kg. lichaamsgewicht.
Den 8sten Nov. werd de eerste hoeveelheid acidum arsenicosum toegediend. Vier uur daarna waren geen trypano-
') Het paard was afkomstig van de tabaksonderneming in noot 2 op blz. 607 genoemd.