De vaccinatie en revaccinatie van de bevolking ondervindt herhaaldelijk lijdelijk verzet.

Dysenterie kwam steeds hier en daar voor. Negen sterfgevallen werden hiervan gerapporteerd. In Juli werd een plotseling opgetreden epidemie ervan in de kampong Poesoek aan den Klabatbaai gerapporteerd. Bij onderzoek bleken er op een bevolking van 300: 14 gevallen van dysenterie, 17 van gastroenteritis, 21 van malaria met diarrhoea (ziektecijfer ± 17%) te bestaan. De oorzaak zou slecht drinkwater en gebruik van half bedorven visch geweest zijn. Behandeling en toezicht deed het aantal lijders zeer spoedig verminderen. In Augustus werd een zelfde epidemie gemeld in kampong Majang. 't Verloop was hier echter meer goedaardig.

Lepra komt onder de Inlandsche bevolking zeer weinig, onder de Chineezen meer voor. In de Leprainrichting te Tandjong Poenei werden in den loop van het jaar 7 lijders opgenomen. Er overleden er 4 en op 1 Januari 1908 was het restant: 32 (30 Chineezen, 2 Inlanders, w.o. 1 vrouw). Naast deze 7 opgenomenen werden nog verscheidene lijders met geringe verschijnselen naar China teruggezonden, terwijl ook bij enkele contractkoelies lepra geconstateerd en directe terugzending gelast werd.

In de ziekenzaal van de gevangenis werden 4 gevallen beriberi (van elders opgezonden) behandeld. Er werden 14 krankzinningen verpleegd, waarvan voor 2 toestemming tot opzending naar Lawang werd verkregen. Het Chineesche hospitaal (eigenlijk een oude man nenhuis) werd dit jaar veel verbeterd (ook wat de verpleging betreft). De gemiddelde sterkte wisselde van 30 tot 40.

Tinwinning. De algemeene gezondheidstoestand onder de mijnwerkers was ook dit jaar niet gunstig. De zwakkelingen-mijnen in het district, d.w. z. mijnen, waarin het werk minder moeilijk is en waarin om deze reden de niet volwaardige koelies worden geplaatst, leverden steeds een groot aantal zieken. De gemiddelde sterkte aan mijnwerkers