bacteriologische zekerheid — dat door de boot uit Java een groot aantal lijders aan bacillaire dysenterie was aangebracht; het scheen ons thans de moeite waard naar eenige verdere gegevens te zoeken.

In eigen materiaal bleek reeds een uiterst belangrijk gegeven voorhanden te zijn.

11 Januari deed een onzer (v. L.) de lijkopening van een Javaansche vrouw, bij wie kort voor den dood in het Pathologisch Laboratorium dysenteriebacillen van het Shigatype uit de ontlasting waren gekweekt.

De dikke darm —en ook een deel van den dunnen darm — vertoonde de meest karakteristieke dysenterische veranderingen (het praeparaat is op de kringvergadering van Februari vertoond) en uit beide deelen, als ook uit de milt (!), werd wederom de Shiga-bacil gekweekt.

Deze patiënte was 5 Januari op de afdeeling van Dr. de Jong, in het hospitaal der Deli-Maatschappij te Medan opgenomen; zij was toen slechts enkele dagen in het land, en had de reis gemaakt met de Reynst, een boot, die 1 Januari Javaansche immigranten aanbracht.

Op ons verzoek gaf Dr. Imhoff, geneesheer van de MedanTabak-Maatschappij nog de volgende belangrijke inlichtingen.

19 Januari — de datum, waarop de Rumphius patiënten bracht voor het hospitaal der Senembah-Maatschappij en het hospitaal te Perbaoengan — nam Dr. Imhoff 18 mannen en 11 vrouwen in het hospitaal te Soengei Sikambing op, voor de ook bij hem gebruikelijke observatie.

Twee van de vrouwen leden aan dysenterie met koorts, zonder amoeben in bloed en slijm. 3 Februari keurde Dr. I. wederom 11 Javaansche vrouwen, den vorigen dag ontscheept van het S. S. Rumphius; een dezer vrouwen leed aan dysenterie met koorts, zonder amoeben; haar bloedserum, twee maanden later in het Pathologisch Laboratorium onder-