eener immunisatiemethode, ook dezen maatstaf aan te leggen. Daar echter, zooals boven reeds is vermeld, bij deze wijze van infecteeren slechts in een betrekkelijk klein procent der gevallen bij niet-geïmmuniseerde dieren werkelijk rabies optreedt, zou men zeer groote reeksen van proeven moeten nemen, alvorens over de waarde eener immunisatiemethode eenig oordeel te kunnen vellen. Hierdoor zijn deze modi infectionis praktisch onbruikbaar.
De intracerebrale infectie, 't zij met straatvirus of virus fixe, die 't groote voordeel heeft, dat steeds rabies optreedt, heeft dit belangrijke bezwaar, dat men aan de immuniteit te hooge eischen stelt, doordat men het virus brengt in dat milieu, dat 'tineest geschikt is voor zijn ontwikkeling. Een dier kan zeer goed geïmmuniseerd zijn tegen een subcutane infectie en niet tegen een intracerebrale. Het komt dan ook zelden voor, dat men een dier tegen een intracerebrale infectie, vooral met virus fixe, immuniseert, en toch wordt ze veel, door de zekerheid der infectie, toegepast.
Volgens Marie is de methode de choix voor dergelijke proeven de intraoculaire infectie, vooral als men bij honden infecteert met straatvirus, bij konijnen met virus fixe; zij zou dan een mortaliteit geven van 100 u0 en veel minder ernstig zijn dan de intracerebrale infectie. Ook Johne, Kraus e. a. zeggen, dat de intraoculaire infectie met straatvirus even zeker is als de intracerebrale. Volgens Nocard daarentegen geeft de intraoculaire infectie wel een hoog mortaliteitscijfer, maar geen 100 °/0! bovendien is ook deze wijze van infecteeren belangrijk ernstiger dan de subcutane infectie.
Wij hebben getracht deze moeilijkheden te omzeilen en het absoluut zekere met het minst ernstige der infectie te combineeren, door voor onze proefdieren en ons virus fixe de minimumdosis te bepalen, die bij intracerebrale injectie zeker na 5-9 dagen duidelijke lyssa-symptomen (gevolgd door dood) geeft. Hiervoor is noodig le het virus nauwkeurig te doseeren,