De reeds boven vermelde onderzoekingen van Denys en Leclef, die baanbrekend zijn geweest voor de ontdekking der opsoninen, hebben aanleiding gegeven tot de beschrijving van nog een ander verweermiddel, waarover het organisme in tijd van nood zou kunnen beschikken. Neufeld en Rimpau onderzochten, hoe het proces der phagocytose in vitro verloopt onder invloed van het serum van geïmmuniseerde dieren. Hun onderzoek heeft zich beperkt tot liet immuunserum voor streptococcen en pneumococcen. Zij vonden daarin specifieke thermostabile stoffen, die zonder de bacteriën zichtbaar te veranderen, deze geschikt maakten om door de phagocyten te worden opgegeten en gaven aan deze stoffen den naam van bacteriotropinen. Eigenlijk is de arbeid van Neufeld en Rimpau te beschouwen als een onmiddellijke voortzetting van dien van Denys en Leclef en hadden dus, uit een chronologisch oogpunt beschouwd, de bacteriotropinen aanspraak kunnen maken vóór de opsoninen te worden besproken. De reden, waarom ik hiervan ben afgeweken, is een tweeledige: 1" omdat, op gronden, die ik nog nader zal ontwikkelen, het niet zeker is, dat werkelijk de opsoninen en de bacteriotropinen als verschillende stoffen moeten worden beschouwd en 2° omdat de studie der opsoninen onmiddellijk heeft geleid tot voor de praktijk belangrijke toepassingen.

Deze bacteriotropinen dan zijn evenals de opsoninen specifiek en hunne werking openbaart zich zoowel op levende als op doode bacteriën, terwijl ook hiér de herkomst der phagocyten, die zelf van de bacteriotropinen geenerlei invloed ondergaan, zonder beteekenis is. Ook het in het bloedserum aanwezige complement is voor de phagocytose van geen belang. Merkwaardig is, dat het agglutineerend vermogen van het specifieke serum op de strepto- en pneumococcen behouden blijft, ook wanneer deze micro-organismen reeds door de phagocyten zijn opgenomen: deze laatste klonteren tot hoopjes samen, hetgeen niet geschiedt, wan-