Voor de eerste inspuiting werd hiervan gebruikt 0.5—1 c.c.m., voor de volgende 1—2 c.c.m.
Voor gevallen van tuberculose werden als entstof gebezigd: oud-tuberculin, tuberculin T. R. en door verwarming gedoode, in physiologische keukenzoutoplossing verdeelde culturen van tuberkel-bacillen, waarin evenzeer door telling het gehalte aan bacillen was bepaald.
De inspuiting van deze entstoffen had den volgenden invloed op den opsonischen index. Stel, dat men bij een lijder aan een staphylococcose op den len Maart den opsonischen index bepaalt en voor dezen een waarde vindt van 0.9. Een op dienzelfden dag gegeven inspuiting van staphylococcen-vaccin heeft nu ten gevolge, dat die index nog kleiner wordt en b. v. op den 2en Maart slechts 0.8 bedraagt. Na deze daling gaat de index echter langzamerhand omhoog, bereikt b. v. op den 6en Maart een waarde van 1.25, blijft éenige dagen hoog en begint dan weer af te nemen, zou b. v. op den 12en Maart weer tot 1 a 0.9 zijn verminderd. Wordt echter vóórdat de index tot 1 is genaderd op nieuw entstof ingespoten, dan daalt wel is waar de index aanvankelijk ook weer, doch gaat spoedig omhoog, bereikt snel een grootere waarde dan na de eerste inspuiting, b. v. op den 14en Maart 1.52, en handhaaft zich gedurende eenige dagen op die hoogte. Zoo kan kunstmatig de opsonische index gedurende geruiinen tijd hoog gehouden worden door telkens weer de vaccinatie te herhalen. Het dalende gedeelte in de curve (zie de plaat), dat na de inspuiting van het vaccin optreedt en waarvan de intensiteit en de duur afhankelijk zijn van de gebruikte hoeveelheid entstof, wordt de negatieve phase genoemd. Zij duurt van eenige uren tot enkele, meestal twee dagen. Hoe geringer de ingespoten hoeveelheid vaccin, des te kleiner is ook de negatieve phase, maar tevens het stijgende deel van de curve, dat de toename van den opsonischen index aangeeft en de positieve phase genoemd wordt. Een en ander