De uitslag der malleïne-inspuitingen is Vermeld in Tabel I'), die der complementbindingen in Tabel II, terwijl hieronder volgen de vermelding der redenen waarom verdenking op kwaden droes bestond, de bevinding bij de sectie opgedaan en het resultaat van het bacteriologisch onderzoek. Tabel 111 geeft ten slotte eene vergelijking tusschen den uitslag der malleïne- en dien der complementbindingsreactie.

No. 377. Verdacht wegens vermagering en verhoogde slijmafscheiding uit den neus. Tien dagen na de inspuiting der malleïne bleek het bestaan van een chanker op het neusmiddenschot, waarom het dier onmiddellijk werd afgemaakt. Bij de sectie werden ulcera gevonden zoowel in het slijmvlies van de rechter als linker neushelft, in dat van het septum, den lateralen wand en der neusschelpen. Verder vertoonden de longen een aantal kwade-droestuberkels in alle stadiën van ontwikkeling van speldeknop- tot boongrootte. Uit den etter in deze tuberkels aanwezig werden kwadedroesbacillen gekweekt.

No. 833. Bij dit paard werd klinisch het bestaan van kwaden droes vastgesteld, daar zich op de rechterzijde van het neusmiddenschot een typische kwade-droeschanker bevond. Onmiddellijk nadat dit was vastgesteld werd het dier afgemaakt en bij deze gelegenheid bloed verzameld voor de complementbindingsreactie. Bij de sectie werd behalve het genoemde ulcus er nog een aangetroffen in den larynx dicht bij de stemspleet. Bovendien bevatten beide longen een aantal kwade-droestuberkeltjes van speldeknop- tot erwtgrootte en de rechter long in boven- en benedenkwab een ganzeneigroote haard.

') Voor juist begrip der uitspraak in de kolom „Beslissing" van deze tabel raadplege men: L. J. Hoogkamer en Dr. J. de HaanBijdrage tot de kennis van de malleïne als diagnosticum bij kwaden droes I en II. Mededeelingen uit het Geneeskundig Laboratorium 1904 en 1906.