KLEINE MEDEDEELINGEN.
Meningitis cerebrospinalis epidemica (Weicliselbaum).
In het jaar 1908 kwam in het dwangarbeiderskwartier op Glodok een kleine epidemie voor van meningitis cerebrospinalis. Door bemiddeling van den stadsgeneesheer Dr. C. D. Ouwehand werd eenige malen het door lumbaalpunctie of na de obductie verkregen materiaal ter onderzoek opgezonden naar het Geneeskundig Laboratorium.
Zoowel in het lumbaalvocht als in het in de pia mater cerebri voorhanden exsudaat werd een diplococcus aangetroffen, die, wat vorm en gedaante betreft, volkomen overeenkwam met den gonococcus en zich met de gewone anilinekleurstoffen gemakkelijk, doch volgens de methode van Gram niet kleurde. Deze dipiococcen kwamen zoowel interals intracellulair voor.
Op gewonen kweek-agar uitgestreken, gaf dit materiaal geen aanleiding tot de ontwikkeling van culturen, doch op dien zelfden agar, waaraan ■/, menschenbloedserum was toegevoegd, vormden zich in het verloop van 24 uren krachtige koloniën, welke evenzeer een sprekende gelijkenis vertoonden met die van den gonococcus en bij raikroskopisch onderzoek bleken te bestaan uit dipiococcen van dezelfde eigenschappen als boven beschreven.
De aldus gekweekte dipiococcen waren voor witte muizen pathogeen. Na tweemaal 24 uren waren de daarmede intra-