Chloor werd volgens Mohr getitreerd. Echter werd meermalen een 1:100 normaaloplossing gebruikt, daar de hoeveelheden keukenzout dikwijls gering waren. Salpeterigzuur werd naar de methode van Trommsdorf, met zinkjodied-stijfseloplossing en naar die van Riegler, met naphthionzuur gezocht. De organische bestanddeelen werden volgens Kubel met kaliumpermanganaat bepaald, terwijl voor de ammoniakbepaling van de colorimetrische methode van FranklandArmstrong gebruik werd gemaakt. Daar salpeterzuur nooit gevonden werd, werd alleen kwalitatief onderzocht, door zinkjodied-stijfseloplossing, zwavelzuur en zuiver zink toe te voegen en af te wachten of eene blauwe kleur optrad.
Gewoonlijk werden van elk monster drie bepalingen gedaan en daarvan het gemiddelde genomen.
Bij ons eerste onderzoek van de Angke hadden wij op een zeer groot aantal bacteriën gerekend en in verband daarmede verdunningen van 1:10000 en hooger aangelegd. Het aantal opgekomen koloniën was toen echter zoo gering, dat wij ze voor de berekening van het aantal bacterien per cM3. niet konden gebruiken.
Naar colibacteriën werd niet geregeld gezocht. Een enkele maal toonden wij die naar Eijkman aan, doch wanneer wij bedenken welke verontreinigingen van het water voortdurend plaats hebben, dan kunnen wij deze microben ten allen tijde verwachten, en heeft het kwalitatief onderzoek op coli-bacillen weinig waarde, terwijl een kwantitatief onderzoek niet veel beter grondslag voor de beoordeeling der verontreiniging zou geven, dan het tellen van alle opgekomen koloniën.
De sterk bruine kleur der rivieren is voor het grootste deel toe te schrijven aan de kleur van hun bodem, die door het water heenschijnt. Het meegevoerde slib en zand dragen daartoe ook bij, maar niet in zoo sterke mate, als men zou verwachten. Men verwondert zich er over, als men het water in een flesch ophaalt, dat het zoo helder is.