in liet granulatieweefsel zoowel als in de gedegenereerde gedeelten vrij veel tuberkelbacillen aangetroffen.
Wij hebben hier met een echte tuberculeuse panophthalmie te doen.
Wij kunnen ons niet anders voorstellen, dan dat de infectie langs de bloedbaan heeft plaats gehad. Vermoedelijk werden de tuberkelbacillen langs het darmkanaal opgenomen. Of zij zich ergens anders eerst genesteld en van daar uit het oog bereikt hebben is niet gebleken. In geen geval is de ziekte per contiguitatem op het oog overgegaan.
De tuberculose van het vaatvlies heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot solutio retinae, doch daar het netvlies toen het losliet reeds met tuberculose geinfecteerd was, heeft zich ook in het losgelaten netvlies de granulatiewoekering voortgezet, zoodat er ten slotte van dit vlies niets meer te herkennen was.
Verklaring der plaat.
Fig 1. Doorsnede van het oog zesmaal vergroot- Kleuring met haemateïne en eosine. Teekening door projectie op halfdoorzichtig papier met camera en mikroskoop.
Fig 2- Tuberkel in perineurale lymphruimte met links een reuzencel Geteekend met teekenprisma. 69/iii. Stuk v- d. gezichtszenuw.
Ij. Tuberkel c Sclerotica
Fig 3. Doorsnede van het perifere uiteinde van de oogzenuw. Scheef getroffen, a Tuberkels. b. Art. centralis retinae c. Perineurale lymphruimte d- Sclerotica-