De ernstige toestand van het linker oog, met name onherstelbaar verlies van het gezichtsvermogen werd de moeder meegedeeld, alleen warme compressen en een Priesnitz verband voorgeschreven en verder het kindje in geregelde observatie genomen.

Toen mij den 4den Sept. patientje wederom werd vertoond, had zich in ongeveer 2 weken aan den temporalen kant een erwtgroot scleraalstaphyloom ontwikkeld, hetgeen mij deed besluiten de enucleatie, waaraan reeds eerder was gedacht, niet langer uittestellen. Deze had den 7den Sept. 08 plaats onder chloroformnarcose. De nabehandeling leverde niets bijzonders op. Opvallend was de betere voedingstoestand die weldra optrad en die niet naliet, een gunstigen invloed uitteoefenen zoowel op de lichamelijke als geestelijke gesteldheid van het patientje.

De lichaamstemperatuur, geregeld opgenomen, bleef normaal, terwijl de conjunctiva-zak geen bijzonders vertoonde.

Den 15en Dec. '08 vertrok de moeder met haar beide kinderen naar de standplaats van haar man.

Het oog is geopend door een snede die een weinig boven den horizontalen meridiaan gelegen is, zoodat de stomp van de gezichtszenuw niet getroffen is.

Van de voorste oogkamer zijn slechts twee smalle spleetjes overgebleven, die door een brugje gescheiden zijn. De iris is sterk naar voren gedrongen en de pupil is verdwenen. Op hare plaats vindt men een grijsachtig weefsel, dat zich tegen de achtervlakte van het hoornvlies legt. Het regenboogvlies is slechts te herkennen door de pigmentlaag, die de voorste oogkamer naar achteren begrenst.

Het harde oogvlies, dat over het algemeen zijn gewone voorkomen heeft, puilt aan de slaapzijde tusschen aequator en hoornvlies een weinig uit, en is daar dunner dan elders.

De lens is niet te vinden. Het glasvocht is eveneens afwezig.