azijnzuur gevormde neerslag in natriumcarbonaatoplossing weer opgelost en daarna op nieuw met azijnzuur neergeslagen. Dit praeparaat werd gedroogd, daarna gegloeid en in de asch het phosphorzuur volgens de methode van Woy en Schmitz (Treadwell Lehrb. analyt Chemie 2. p. 330) bepaald.

1,395 G. praeparaat bij 100o gedroogd, gaf 23,5 mG. asch. Deze werd geruimen tijd met verdund zoutzuur gekookt en de vloeistof na 24 uur afgefiltreerd en op 100 cc. gebracht, dit in twee gelijke porties verdeeld en in elk dezer het phosphorzuur bepaald. De gewogen hoeveelheden Mg2 P2 07 bedroegen 15,7 eji 15,6 mG., beantwoordende aan 20,0 mG P2 05, d. i. 85% van de asch en 1.43°/0 van het praeparaat.

Bij een ander op dezelfde wijze bereid praeparaat bedroeg het phosphorzuurgehalte van de asch 87%.

Het tweede praeparaat (B) werd verkregen door deplaceeren met kokend water (uit de leiding, dat uiterst zwak alkalisch is,) en de colatuur met azijnzuur neer te slaan. Door centrifugeeren wordt het bezinken bevorderd. De bovenstaande vloeistof wordt dan afgeheveld, en het bezinksel, dat nog azijnzuurhoudende vloeistof bevat, door zoo weinig mogelijk eener 20-procents natriumcarbonaat-oplossing opgelost. De reactie is daarbij bijna neutraal. Deze vloeistof werd in twee porties 's middags en 's avonds per maagsonde in de krop gebracht.

Om eene phosphorbepaling te kunnen maken, werd het door azijnzuur verkregen neerslag in 3-procents azijnzuur verdeeld, op nieuw gecentrifugeerd en weer afgezogen en deze bewerking eenige malen herhaald. Het aldus verkregen uitgewasschen praecipitaat werd bij 55° gedroogd. Uit 50 gram katjang werd op deze wijze 1,40 G. verkregen. Hiervan werden 0,4118 G. met natriumcarbonaat en kaliumnitraat gegloeid en in de asch het phosphorzuur volgens Woy en Schmitz bepaald. Ook hier werd de met verdund zoutzuur uit de asch verkregen vloeistof in twee gelijke deelen ver-