geen enkel geval iets van de aanwezigheid van antigeen of van antilichamen bleek.

Ook een paar gevallen van beri-beri, waarbij door deze methode getracht werd het aanwezig zijn van antigeen in het bloed der lijders aan te toonen, gaven negatieve uitkomsten, zoodat ook in dit opzicht een groote overeenstemming tusschen beri-beri en de polyneuritis der hoenders blijkt te bestaan.

Wij zien dus dat alle pogingen, om eenige aanwijzing te verkrijgen, die er voor pleiten zou, dat de polyneuritis eene infectieziekte of eene door toxinen veroorzaakte ziekte is, op niets uitliepen, en waar ik in mijn eerste publicatie heb aangetoond, dat wij de waargenomen feiten zeer goed zonder eene infectie aan te nemen konden verklaren, meen ik, dat wij, zoolang niet het positive bewijs dat wij hier met eene infectieziekte te maken hebben, d.w. z. zoolang niet is aangetoond dat men met een bepaalde microbe of met van zieke dieren afkomstig materiaal ook bij een voedingsregime, waarbij als regel de vogels gezond blijven, de typische polyneuritis kan opwekken, deze ziekte als een zuivere voedingsstoornis door onthouding moeten opvatten.

Ik moet deze restrictie maken, omdat men het niet bestaan van een mogelijk iets nooit bewijzen kan. Men kan hoogstens bewijzen, dat het in een bepaald onderzocht gebied niet voorkomt, mits men alle verschijningsvormen kent en het mogelijk is een gebied zoo nauwkeurig te onderzoeken dat het gezochte onmogelijk aan de aandacht kan ontsnappen. Zelfs dit wordt uit den aard der zaak slechts hoogst zelden bereikt. Maar al mogen wij bij geen enkele verklaring, bij geen enkele theorie uit het oog verliezen, dat later feiten ontdekt kunnen worden, waaruit zal blijken, dat zij niet volledig, of misschien zelfs onjuist is, zoo volgt daaruit nog niet, dat wij bij elke theorie reeds rekening moeten houden

antistoffen in het bloed bij beri-beri en bij kippenpolyneuritis. Deze aflevering.

15