Over polyneuritis gallinarum (II),

DOOR

Dr. G. GRIJNS.

Toen ik in de Mededeelingen uit dit laboratorium over 1900 onder denzelfden titel mijne onderzoekingen over de eigenaardige ziekte van het perifere zenuwstelsel der kippen, die door Eijkman ') het eerst bestudeerd en beschreven werd, in het licht gaf, was ik zelf allerminst van oordeel, dat het onderwerp was uitgeput; ik was alleen zoover gevorderd, dat het publiceeren van het reeds verkregene zijn nut kon hebben.

Ik was tot de conclusie gekomen, dat het ziek worden der hoenders niet mocht worden toegeschreven aan een in het voedsel aanwezig schadelijk bestanddeel (bldz. 44) maar aan het ontbreken van bepaalde voor het zenuwstelsel onmisbare stoffen. Ik moest daarbij in het midden laten of wij alleen met een partieelen honger te doen hadden, dan wel of door het ontbreken dier bepaalde stoffen in het voedsel het perifere zenuwstelsel zijn weerstandsvermogen tegen in de natuur algemeen verspreide schadelijke agentia verloor, al leek mij de laatste verklaring niet de meest

waarschijnlijke.

Ik zette daarom mijne onderzoekingen over de ziekte der kippen voort, totdat door mijn verlof wegens ziekte in 't midden van 1902 mijn werk onderbroken werd. Na mijn terugkeer in 1904 werd ik door allerlei andere dringende

*) C Eijkman: Polyneuritis bij hoenders. Jaarverslagen v h Laboratorium voor Path. anat- en Bact. te Weltevreden 1890,1893,1896.