Echter vorderen deze onderzoekingen zooveel tijd, dat het voor de meeste laboratoria op den duur niet mogelijk zal zijn, hiervan praktisch nut te trekken.

Kruse komt op grond van een groot aantal onderzoekingen, waarbij zoowel agglutinatie als cultuurmethoden werden toegepast, tot de gevolgtrekking, dat de echte dysenteriebakterie nooit zuur maakt uit manniet, die der pseudo-

dysenterie wel.

Terwijl Shiga ') op het gedrag der stammen tegenover manniet, saccharose, maltose, dextrine en lactose een indeeling in 5 groepen baseert, waarbij de „Originaltypus" geen van deze stoffen splitst, dus de met lakmoes en deze stoffen bereide voedingsbodems neutraal laat blijven, de vier variëteiten allen manniet splitsen, maar elke volgende daarenboven een koolhydraat meer omtzet, en vindt, dat deze indeeling zeer goed met de resultaten van zijne proeven over het agglutineerend vermogen van met verschillende stammen bereide sera tegenover die stammen overeenkomt, — welke waarnemingen door Amako 2) bevestigd wórdenvindt Kruse, dat dezelfde dysenteriestam in verschillende culturen op lakmoes-saccharose en op lakmoesmaltose-agar zich zeer verschillend kan gedragen, zoodat deze voor liet onderscheiden van verschillende rassen ongeschikt zijn.

Het eenige, waarover de verschillende onderzoekers het eens schijnen te zijn, is, dat de echte dysenteriestammen uit manniet geen zuur maken, de pseudostammen wel. Overigens krijgt men van al die pseudostammen denzelfden indruk als bij de onderzoekingen over coli-agglutinatie, nl. dat zij een groote variatie-breedte hebben, en dat het niet zeker is, dat zij niet in elkaar kunnen overgaan.

1) Shiga, Typen der Dysenteriebazillen. Zeitschr- f. Hyg. u.

Infectionskr. Bd. LX S. 75-

2) T. Amako, Dysenterie-Epidemien und IJazillentypen. Ibidem

S. 93.