chronische hydropericardia zonder meer in een beri-berihaard hoogst merkwaardig, te meer wanneer wij daarbij acht slaan op de bijkomende omstandigheden. De patienten hebben er in het algemeen absoluut geen last van; zij zijn niet dyspnoeisch, hebben geen versnelde respiratie, geen pijn, en doen er gewoon hun werk mee, zonder dat de vochtuitstorting hen hindert. Deze komt en gaat zonder eenige bekende oorzaak, recidiveert in een niet onaanzienlijk aantal gevallen, en blijft in andere maanden lang bestaan. In dit opzicht wijken mijne waarnemingen zeer belangrijk af van die van Wernich, die ik op blz. 192 citeerde. Hij zag geen hooge graden, vond zeer zwakke harttonen en dikwijls zeer verontrustende verschijnselen. Dit alles is bij de hier medegedeelde waarnemingen juist andersom, ook dan, wanneer men alleen rekening houdt met die gevallen, die ook duidelijke andere verschijnselen van beri-beri hadden.

Ik heb gemeend, dat deze hoogst merkwaardige wijze van optreden en verloop van hydropericard in een groot aantal gevallen verdiende eenigszins uitvoerig te worden medegedeeld, te meer, omdat mij overeenkomstige waarnemingen in de literatuur niet bekend zijn.

Ik heb in het vorenstaande alleen gesproken over het chronische hydropericard bij beri-beri. Er komt echter ook een acute vorm voor, en het is uitsluitend deze, die Wernich (l.c.) op het oog heeft.

Dergelijke gevallen zijn ook door ons meermalen waargenomen. Ik wijs daartoe b. v. op 110. 48, waar het hydropericard een dag voor den dood nog niet was aan te toonen, en op no. 79, die onder acute verschijnselen van insufficientia cordis plotseling een duidelijke vergrooting der hartdemping naar rechts, links en boven vertoonde, doch onder gebruik van katjang hidjoe genas, waarbij de vergroote hartdemping weldra weer tot de normale afmetingen terugkeerde.

De verklaring, waarom bij dit acute hydropericard zeer