Gaan wij thans de ontwikkeling, den duur van bestaan en het verdwijnen van het hydropicard iets meer in bijzonderheden na, en onderzoeken wij daarbij in de eerste plaats, hoe de hydropericardia zich gedroegen met en zonder het gebruik van katjang hidjoe. Wij vinden dan het volgende:

Ondergebruik zonder k. h. van k. h.

Ontwikkeling van hp. zonder andere duidelijke sympt. v. bb. . „ „ „ met of bij andere dui¬

delijke sympt. v. bb.

Verdwijning „ „ zonder andere duidelijke sympt. v. bb. . „ „ „ met of bij andere dui¬

delijke sympt. v. bb.

Wij zien hieruit, dat onder gebruik van katjang-hidjoe iets minder vaak hydropericard is opgetreden, dan er zonder (16 tegen 20), en dat bestaand hydropericard onder gebruik van katjang-hidjoe iets vaker is verdwenen, dan wanneer dit middel niet werd genomen (16 tegen 10), maar sterk sprekend zijn deze verschillen toch niet, zoodat wij hieruit in geenen deele tot een krachtigen invloed van katjang-hidjoe op het hydropericard mogen besluiten. Waar onder de 36 maal, dat zich (bij 30 patiënten) hydropicard klinisch aantoonbaar ontwikkelde, dit 16 maal gebeurde onder het gebruik van ka'.jang hidjoe, kunnen wij integendeel veilig zeggen, dat dit middel in dit opzicht weinig of geen werking vertoont. Dit is een zeer merkwaardig verschijnsel, wanneer wij het vergelijken met den invloed der katjang hidjoe op andere verschijnselen van beri-beri, met name op het oedeem en de paresen. Bij 28 patiënten met beri-beri werd, terwijl zij oedeem hadden, begonnen met de toediening van katjang hidjoe of decoct daarvan. Bij 24 van deze 28 verdwenen het oedeem in enkele dagen definitief;

ii*

4! 12 ^

16

16

13 ^ 4/

20

10